GRN 05-2003

Een reisje naar Curaçao met Izaline Calister

Twee-en-een-half jaar geleden werd Izaline Calister in een keer gelanceerd in de wereld van de jazz en wereldmuziek. Haar debuut-cd ‘Soño di un muhé’ sloeg in als een bom. Ze werd op grote schaal opgepakt door de pers die niets dan lovende stukken schreef. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we enige tijd hebben moeten wachten op het tweede album van Izaline Calister. Ze maakte zich in beginsel zorgen dat ze haar eertse succes niet zou kunnen overtreffen. Uiteindelijk heeft ze het van zich afgezet, en in november vorig jaar zag haar tweede album het levenslicht. ‘Mariposa’ heet haar tweede kindje, Papiaments voor vlinder. Zaterdag 10 mei vindt de cd-presentatie plaats in de Oosterpoort te Groningen. GRN sprak met Izaline over haar toer met ‘She got game too’, een theaterproject van Leonie Janssen, haar nieuwe cd en natuurlijk over de stad Groningen, waar ze sinds haar 18e woont.

Izaline, vertel eens, hoe ben je eigenlijk begonnen met zingen?
‘Ik ben begonnen met zingen toen ik een jaar of zes, zeven was, en mijn moeder zich realiseerde dat ik dat heel leuk vond. En via een vriendin van haar kwam ik in een kinderkoor. Dat koortje was vrij populair op de Antillen. Ze deden ook echt hele leuke dingen. Lp’s maken en elk jaar een kerstshow. Dat was allemaal heel spannend. Het werd altijd op tv uitgezonden rondom kerst. Ik heb dat tot m’n twaalfde gedaan. Daarna heb ik jarenlang eigenlijk niet zo heel veel gedaan met muziek. Behalve dan veel luisteren en bandjes opnemen met je eigen stem en zo.’

Waar luisterde je naar?
‘Ik had al heel snel een grote voorliefde voor hele oude Venezolaanse radiostations. Die draaiden veel van die Spaanstalige bolero’s. Dat vond ik heel mooi. Dus ik zat eigenlijk elke middag gekluisterd aan die hele vage zendertjes met heel veel ruis. Maar goed, dat mocht de pret niet drukken. Het waren heel veel ouderwetse liedjes, die mijn vader ook heel mooi vond.’

Ken Je ze nog steeds?
‘Ja, ik heb naderhand ook veel van de iedjes op cd gekocht en ik luister er nog eel graag naar. Eigenlijk zijn die oude bolero’s de jazzstandards van Latijns-Amerika, maar dat realiseerde ik me pas veel later. De melodieën, de tekstopbouw en de romantiek in die liedjes, daar ben ik heel gevoelig voor.’

Leeft de muziek meer op Curaçao?
‘Ja, het wordt hier ook steeds meer, maar op Curaçao is het meer onderdeel van het dagelijks leven. Het is daar eigenlijk nooit stil. Er is overal muziek, de hele dag door. Er zijn veel feesten en het carnaval is er natuurlijk heel groot. Muziek staat veel meer op de voorgrond.’

Op je achtffende ben je naar Nederland gekomen. Wat was de aanleiding daarvoor?
‘Ja, ik ben op mijn achttiende naar Groningen gekomen om hier te studeren. Mijn zus woonde hier toen al en ik was al eens op vakantie geweest om te kijken. Ik vond het in Groningen direct vreselijk leuk. Het was hier zo gezellig. Je hebt hier alles, terwijl het toch niet zo groot is. Je kunt het hele centrum te voet doen. Voor mij was het direct wel duidelijk dat ik naar Groningen wilde, ik moest er alleen nog een studie bij vinden.’

Wat ben je gaan studeren?
‘Ik ben hier bedrijfskunde gaan doen en dat heb ik ook afgemaakt, maar het was niet echt wat ik wilde gaan doen. Toen ben ik daarna toch conservatorium gaan doen, en dat heb ik ook afgemaakt.’

Hoe is je muziekcarrière van de grond gekomen in Groningen?
‘Ik werd eens gevraagd voor een culturele avond van de Antilliaanse gemeenschap. We speelden daar met ‘Grupo Forsa’ en we hadden ontzettend veel succes. Het was traditionele Antilliaanse muziek, meerstemmig gearrangeerd en met een akoestisch bandje. Geleidelijk werd ik eigenlijk steeds meer de solist in de groep. En toen werd ik op een gegeven moment gevraagd voor Deco Deco om koortjes te doen. Het was een redelijk bekende band in Groningen die reggae en Soca speelde. Op een zeker moment werd ik de leadzangeres en eigenlijk is het zo steeds verder gegaan. Je rolt er een beetje in.’

Wat is zo je repertoire?
‘Ik heb echt van alles gedaan. Ik heb in Turkse bandjes gezeten, in Afrikaanse bandjes, in Braziliaanse bandjes, in de popmuziek. Maar ik was wel steeds op zoek naar iets dat me apart zou maken.’

En wat was dat?
‘Dat is uiteindelijk de Antilliaanse muziek geworden. Ik heb lang gedacht dat het de Braziliaanse muziek zou zijn, want daar voelde ik me erg lekker bij en het ging vrij goed. Maar goed, hoe meer ik me er in ging verdiepen, hoe meer ik me realiseerde dat ik dat heel anders aanpakte dan een echte Braziliaan. Dat verschil was toch schrijnend.’

Waar zat dat verschil in?
‘Ja, ik deed dat toch op een Antilliaanse manier. Ik time-de bijvoorbeeld veel rechter en ik deed het toch anders dan een echte Braziliaan zou doen. Die zitten veel meer in die syncopen. Een echte Braziliaan zou het verschil meteen horen, en bovendien: die zou dat met twee vingers in z'n neus veel beter doen dan ik. Dus dat was het ook niet.’

Hoe is die eerste cd er gekomen?
‘Op een gegeven moment ontmoette ik Eric Calmes, een Antilliaanse bassist, wiens naam ik in de reguliere jazz steeds tegenkwam in krantenartikelen en zo. Hij was bezig met een Antilliaanse band, die Antilliaanse muziek combineerde met jazz. Hij vroeg me of ik bij zijn band wilde gaan zingen, wat inhield dat ik teksten moest gaan schrijven bij zijn muziek. Ik vond dat heel leuk om te doen en ik kwam er achter dat ik dat eigenlijk best goed kon, maar na een paar jaar was ik gewoon klaar om zelf iets te gaan doen. Ik had de mensen gevonden met wie ik wilde werken en die heb ik op een middag opgebeld dat ik een cd wilde maken. Ook Antilliaanse muziek met jazz, maar dan op een iets andere manier.’

Hoe omschrijf je je eigen muziek?
‘We gaan uit van de Antilliaanse, voornamelijk traditionele ritmes. Daar zitten erg veel Europese invloeden in. Je hebt de Antilliaanse wals, de danza, de polka. Het zijn eigenlijk allemaal Europese muzieksoorten die op de Antillen een Afrikaanse tik hebben gekregen.’

Je schrijft je teksten in het Papiamento?
‘Ja, ik schrijf alles in het Papiamento. Ik vind het een mooie taal. Het is de taal die ik m’n hele leven heb gesproken. Die staat het dichtst bij me. Ik kan alles er mee zeggen, en precies zo als ik het wil. Ik kan dingen insinueren, dingen niet zeggen, maar toch heel duidelijk maken. Recht voor zijn raap, zonder dat het ordinair wordt.
Bovendien klink ik in die taal het best, beter dan in het Engels of Nederlands. Ik weet niet hoe dat komt, maar het is gewoon zo.’

Je grijpt in je muziek vooral terug op de oude, traditionele Antilliaanse muziek, en niet zozeer op bijvoorbeeld salsa. Wat vind je van de rijkdom van die meer traditionele muziek?
‘Het is een mengsel van verschillende muzieksoorten: Europese klassieke muziek met Afrikaanse invloeden die heel mooi tot een geheel zijn versmolten, terwijl er ook nog weer Caribische invloeden tussendoor sijpelen. Dat is echt prachtig.’

Je hebt momenteel verschillende projecten lopen. Kun je het voor ons op een rijtje zetten?
‘Ik ben momenteel aan het toeren met “She got game too”, een theaterproject van Leonie Janssen, met zeven zangeressen van vijf verschillende nationaliteiten en een band van zes man. Daarmee gaan we tot eind mei mee door. Volgend jaar komen we ook naar Groningen. Verder doe ik nu mee met de Vagina Monologen, mijn debuut als actrice. En dat vind ik ook helemaal te gek, te meer omdat ik dat nog nooit eerder had gedaan. Het is een heel mooi stuk met elke keer drie andere vrouwen, die een aantal monologen voordragen. Veel grappige, maar ook heel aangrijpende verhalen.’

En dan nog je nieuwe cd?
‘Ja, dat is met mijn eigen band, de nieuwe cd Mariposa die sinds november in de winkels ligt. Het heeft vrij lang geduurd, omdat ik me in het begin zorgen maakte over hoe ik die eerste cd nu in hemelsnaam kon overtreffen. Maar ik ben nu toch heel blij met het resultaat. Het optreden op 10 mei in de Oosterpoort is eigenlijk de cd-presentatie en dan begint vanaf eind mei de toer.’

Wat kunnen we verwachten van je toer?
‘We maken een combinatie van de hits van mijn eerste cd, maar de meeste liedjes zijn van mijn nieuwe album. Ik vind dat we beter zijn geworden. We spelen beter, de composities zijn beter, ik zing beter en mijn teksten zijn gegroeid in tweeënhalf jaar. En ik weet uit ervaring dat ik toch op de een opf andere manier kan overbrengen waar ik over zing. Ik probeer veel te vertellen over Curaçao en en waar de liedjes over gaan en de muziek doet de rest. Ik kan het denk ik het beste omschrijven als een klein reisje naar Curaçao.’