Music Planet 09-12-2002Rita Jager

Een tropische jazzverrassing

De jazz van Izaline Calister is een Caribische cocktail van stijlen, waarbij geen grens meer heilig is. Calister graaft in Antiliaanse tradities, neemt tumba’s, tambu’s, seu’s en danza’s en gooit ze samen met een vleugje Latin (salsa), Afrikaanse ritmes en jazz in een mixer. Even schudden en voilà: een tropische jazzverrassing is geboren, geheel volgens eigen recept. Onlangs verscheen Calister’s tweede album ‘Mariposa’ (Vlinder), waarop ze zich nog sprankelender en vrijer toont dan op haar debuut uit 2000, ’Soño di un muhé’ (Droom van een vrouw). Jazz Up stelde de in Groningen woonachtige Antiliaanse enkele vragen.

Wat is voor jou het grote verschil tussen ‘Mariposa’ en ‘Soño di un muhé’?

Ik kan horen dat de band gegroeid is en dat is heel belangrijk. Ik heb de afgelopen drie jaar steeds dezelfde bezetting aangehouden en dat heeft voordelen, zo blijkt achteraf. We hebben veel gespeeld en daardoor zijn we vooruitgegaan. Ook op compositorisch gebied en in de arrangementen zijn we gegroeid. We zijn begonnen met een vorm van Antiliaanse jazz, die altijd al bestond, maar waar ik mijn eigen vorm nog in moest vinden. Op ‘Sono di un muhé’ ben ik nog voorzichtig, op ‘Mariposa’ zit ik veel minder vast.

Je lijkt je inderdaad niet echt aan traditionele stijlopvattingen te houden, maar mengt van alles met elkaar.

Het is in feite een mix waar van alles inzit. Waar ik zelf erg van houd zijn Afrikaanse invloeden. Je hoort dat heel goed in ‘Man na obra’, een tambú. De tambú is heel dicht bij de Afrikaanse oorsprong gebleven. Dat komt door het gebruik van trommels en de ijzeren percussie, die heel sterk doen denken aan landbouwgereedschap. Ik doe dit nummer met Grupo Trinchera, een groep die al jaren hard aan het werk is om deze muziek levend te houden. De tambú werd door de kerk veel te ruig, opzwepend gevonden. Als je danst, dans je heel erg met je heupen en als fatsoenlijk mens doe je daar niet aan mee, zo vond men lange tijd. Door de inspanningen van Grupo Trinchera zijn de mensen de muziek toch meer gaan waarderen.

De tambú is bedoeld om scherpe commentaren te geven op het dagelijks leven, de politiek en de sociale situatie op Curaçao?

Ja, de liedjes worden veel gebruikt om het dagelijks leven te becommentariëren, maar ook om ruzies uit te vechten. Om in de traditie te blijven heb ik ook een tekst geschreven in die trant. Ik doe dat niet graag, ik vind het vaak te belerend klinken, maar dit is wel het type muziek ervoor.

Je zegt in jouw tambú ‘Ma na obra’ (Aan het werk!) dat Curaçao moe is, dat het tijd is voor verandering en dat de mensen aan het werk moeten gaan.

Dit vind ik ook echt. Ik wilde dit ook wel een keer zeggen, maar het is niet mijn doel om maatschappij-kritische teksten te schrijven. Ik schrijf vooral vanuit mijn vrouw-zijn en doe dat op een straight-forward manier. Ik ben geen poëet, maar schrijf simpel en direct. Waar ik wel tijd aan besteed is om te zorgen dat het mooi klinkt.

Is ‘Mariposa’ voor jou dan een persoonlijk album?

Nee, niet direct. Ik schrijf ook niet over alles wat ik zelf meemaak, maar kijk veel naar de levens van vrouwen om me heen. ‘Mariposa’ is verdergewoon een mooi nummer, een heel oud nummer ook. Ik wil graag dat die oude liedjes uit de traditie niet verloren gaan. Op Curaçao trek ik met mijn muziek een vrij jong publiek, mensen die niet naar jazz luisteren. Als ze een nummer als ‘Mariposa’ horen, denken ze dat het nieuw is en ik vind het geweldig dat ze op die manier kennismaken met zo’n oud nummer.

Je giet deze oude nummers natuurlijk in een nieuw jasje?

We doen er altijd iets mee naar eigen smaak en inzicht. Soms schrijf ik er zelfs nieuwe teksten bij, omdat ze vaak maar uit één couplet bestaan. Bij ‘Mariposa’ niet, maar bij het nummer ‘M’a yeg’ atrobe’ heb ik wel extra teksten geschreven.

Heb je er bewust voor gekozen om in het Papiamento te zingen?

Van alles wat ik doe, vind ik teksten schrijven het leukste. Om goede teksten te schrijven moet je de taal goed beheersen en dat is voor mij alleen het Papiamento. Ik spreek goed Nederlands, maar ik kan er niet die nuances in leggen als in het Papiamento. Ook heb ik toch duidelijk een accent, terwijl ik vind dat ik in het Papiamento heel mooi klink.

Zie jij jezelf als een voorvechtster van de Antiliaanse cultuur?

Ja. En hoe ouder ik word, hoe meer ik me daartoe geroepen voel, ik weet niet hoe dat komt. Ik ben wel altijd gecharmeerd geweest van oude muziek. Toen ik jonger was hield ik al van dezelfde muziek als mijn vader en ik merk dat ik het steeds belangrijker vind dat mensen ermee kennismaken. En ik krijg die kans natuurlijk ook een beetje.