Contrast 28-4-2002Frans van Leeuwen

Izaline Calister verovert Nederland

‘Ik wil mijn eigen man kiezen’, zegt de zangeres op het podium. Dat is natuurlijk een redelijke wens, maar wat moet een volle zaal daar mee? Een paar liedjes verder deelt ze mee dat hij die het mooist zingt haar echtgenoot wordt. De zaal mag bepalen wie dat is.

Nederland is op het gebied van de emotieshow inmiddels wel iets gewend, maar gaat het niet ver de keuze van een levensgezel te laten afhangen van een grillig publiek? Wat is er met de zangeres aan de hand? Is het succes van de laatste jaren haar in de bol geslagen? Het antwoord is prozaïsch en verrassend tegelijkertijd: Izaline Calister speelde op 7 april in het Amsterdamse KIT Tropentheater niet alleen haar vertrouwde zangrol maar ook die van de trouwlustige Kokolishi, een schooljuffrouw op de Antillen die haar leerlingen toegewijd de beginselen van het Papiamento bijbrengt; mond staat voor bo-ka en neus is na-ni-shi. En die ondanks haar inzet, of misschien juist daardoor, nog altijd geen passende man gevonden heeft. Dit tot verdriet van haar bemoeizuchtige moeder die de hele trouwerij, de kerk en het feest al geregeld heeft. De hoofdrol in deze jeugdvoorstelling is voor Wijnand Stomp. Met kleine maar trefzekere gebaren en grappige teksten speelt hij naast de rol van verteller ook die van de moeder plus die van een tiental huwelijkskandidaten. Met aan het eind een nek-aan-nekrace tussen twee mannen.

Zwenking

Voor juffrouw Kokalishi (Kokolishi –IC) alias Izaline Calister was het toewerken naar deze voorstelling een leuke en leerzame ervaring die in de herfst een lang vervolg krijgt. De vraag is natuurlijk wat deze zwenking betekent. Is Calister, die in juni te zien is op het Multicultureel Festival Sittard en het Amsterdam Roots Festival het pure zingen zat en duikt ze binnenkort onder in het theater- en schouwburgcircuit? De jazz-zangeres legt het uit.

Calister: ‘Pearl Dias van het KIT had me ergens zien optreden en stelde me voor een kinderprogramma te doen. Dat leek me wel iets, maar dan wilde ik wel meer dan alleen liedjes zingen. Het programma dat er uiteindelijk is uitgerold bevalt me goed. Het was alleen veel meer werk dan ik vermoedde. Het spelen van scenes in een lege zaal, het samenwerken met mensen uit andere disciplines, dat waren voor mij echt nieuwe dingen. Door het enthousiasme van anderen heb ik ’t volgehouden. Als je te horen krijgt dat je best een beetje kunt acteren geeft dat natuurlijk een kick. Maar ik koester niet de pretentie dat ik nu een echte actrice ben. Eigenlijk speel ik mezelf, maar dan een beetje of soms flink overdreven.’

Dat Calister zich binnenkort aan de Medea of aan het werk van Ibsen en Strindberg gaat wijden is dus niet erg waarschijnlijk. Er is voor haar nog genoeg te veroveren in de muziek, een passie die heel lang bleef sluimeren. Calister vestigde zich op haar achttiende in de stad Groningen en maakte daar eerst een studie bedrijfskunde af vóór ze zich inschreef op het conservatorium. Daar had ze een tamelijk moeilijke tijd, onder andere omdat ze niet beantwoordde aan het beeld dat men er van een zwarte zangeres had. Nee, een echte soul-Mama was Calister niet. Toch ging ze er na het behalen van haar diploma enkele jaren flink tegenaan nadat ze door toetsenpeler Jasper van ’t Hofs voor diens groep Pili Pili was gevraagd en vervolgens voor de Duitse ‘wereld’-band Dissidenten.

Behalve drie cd’s en een gedegen training in het overleven temidden van een soms keihard geluid leverde het haar ook iets vervelends op: de beruchte ‘muzikantenpiep’. Calister onderging diverse behandelingen maar niets dat hielp. ‘Ik was behoorlijk in paniek, bang dat ik doof zou worden en zou moeten stoppen met muziek’, zegt ze. De beste therapie bedacht ze zelf: het maken van een eigen cd met door haar zelf geschreven teksten, geheel in het Papiaments gezongen. Het kostte weliswaar een jaar maar het resultaat, Soño di un Muhé, was dermate sterk dat na het thuisfront op Curaçao ook Nederland voor haar smolt.

Nasaal

Calister mocht dan geen echte soul-Mama zijn, ze heeft wel een duidelijk eigen geluid: een beetje nasaal en opmerkelijk lenig, vooral voor ballades heel geschikt. De uitnodigingen volgden elkaar daarna zo snel op –North Sea Zuid-Afrika, North Sea Den Haag, Dunya-festival, winternachten– dat Calister soms het gevoel kreeg dat ze geen tijd meer had adem te halen. Dat ze lang alle ‘rimram’ zelf bleef doen, van het polsen van podia tot het inpakken van cd’s, droeg bij aan haar gevoel van druk, druk, druk.

Inmiddels heeft Calister wat zaken gedelegeerd, zoals haar personal management en de boekingen van haar concerten. Zodat ze zich weer kan concentreren op de essentie: het schrijven en zingen van mooie liedjes. Een nieuwe cd is in de maak. Het gaat allemaal weer veel te langzaam, maar als de zon blijft schijnen is er in de herfst weer een cd-presentatie. Waarbij natuurlijk de kassavraag rijst welk platenlabel zo slim is geweest de zangeres in te lijven. Want zei jaar geleden niet iemand op de televisie dat elke platenboer die haar over het hoofd zag op zijn achterhoofd was gevallen? De reactie van de zangeres is ontnuchterend: ze heeft contacten gehad met Jan en Alleman maar nog niemand gevonden die mee kan gaan in wat zij wil.

Calister: ‘Platenmaatschappijen zijn heel voorzichtig. Ze willen het liefst weinig betalen en toch eigenaar worden van de masters. Sommige willen wel met me in zee, maar willen dan ook bepalen hoe ik ga klinken. Daar voel ik niets voor. Ik wil de baas blijven over wat er uitkomt. Een product waar mijn naam op staat moet iets zijn waar ik volledig achter sta. Mijn cd van twee jaar oud verkoopt nog steeds en daar ben ik reuze trots op. Ik maak geen muziek voor zestienjarigen voor wie de mode elke dag wisselt. Ik heb zoveel artiesten gehoord die in het begin fantastisch klonken maar eenmaal ingelijfd door een maatschappij alle eigenheid verloren. Denk aan Zap Mama. Toen dat nog een echte a capella-groep was, was ik er verliefd op. Ik had er dolgraag bij willen horen. De laatste keer dat ik hen zag, kon ik wel janken. Het was een heel gewoon bandje geworden. Ik wil dat soort vervlakking niet. Dan maar geen vet platencontract!’

‘Ik heb een paar dingen uit handen gegeven’, vervolgt ze, ‘en dat vond ik al moeilijk genoeg. Wat betreft mijn muzikale domein wens ik geen concessies te doen. En waarom zou ik ook: de band draait steeds beter, ik kan me permitteren nee te zeggen tegen dingen die ik echt niet leuk vind en mijn stem laat me niet in de steek. Zelfs mijn ouwe, trouwe piep stoort me nog maar een enkele keer. Het gaat allemaal niet vanzelf maar eigenlijk ben ik een blij mens.’